Hoe is het georganiseerd?
In het leeratelier treffen leraren, studenten en de atelierbegeleider(s) elkaar. De studenten zijn afkomstig van verschillende lerarenopleidingen. Dit kunnen masterstudenten zijn, die hun opleiding volgen aan een universiteit, en bachelorstudenten in de eindfase van hun hbo-lerarenopleiding.
In elk atelier zijn tenminste drie scholen betrokken. Daardoor heeft het leeratelier een schooloverstijgend karakter. Leraren die meedoen aan het leeratelier zijn dus afkomstig van verschillende scholen. Leraren en studenten geven verschillende vakken. Daardoor werkt het atelier ook vakoverstijgend.
OMO-scholen fungeren als stageschool voor de deelnemende studenten. De instituutsopleider van de lerarenopleiding van de student die betrokken is bij de stageschool blijft verantwoordelijk voor de coördinatie van de begeleiding en de beoordeling van zijn of haar studenten.
De werkplekbegeleider, de schoolopleider en onderzoekscoördinator van de stageschool hebben elk een eigen rol in de begeleiding van hun collega in opleiding.
Ieder atelier heeft een atelierbegeleider. Hij of zij is verbonden aan één van de lerarenopleidingen. De atelierbegeleiders stemmen onderling met elkaar af en staan nauw in verbinding met de Academische Opleidingsscholen van Ons Middelbaar Onderwijs.
Iedereen die deelneemt in het leeratelier is er gedurende het hele schooljaar aan verbonden. De atelierbijeenkomsten vinden in principe gedurende 30 schoolweken elke dinsdagochtend plaats van 9.00 tot 12.00 uur. Daarbij gaan we uit van een inzet van 120 klokuren.
De deelnemers bepalen zelf waar ze bij elkaar komen om ervaringen uit te wisselen, de voortgang te bespreken, nieuwe vragen op te werpen en nieuwe activiteiten te plannen. Hoe en wat ze precies gaan doen, is aan de deelnemers zelf.
Vijf keer per jaar zijn er atelieroverstijgende bijeenkomsten. Die zijn bestemd voor alle ateliers samen. Deze bijeenkomsten staan in het teken van inspiratie, ontmoeting, uitwisseling en kennisdeling.